SV | En Hosea, de zoon van Ela, maakte een verbintenis tegen Pekah, den zoon van Remalia, en sloeg hem, en doodde hem, en werd koning in zijn plaats; in het twintigste jaar van Jotham, den zoon van Uzzia. |
WLC | וַיִּקְשָׁר־קֶ֜שֶׁר הֹושֵׁ֣עַ בֶּן־אֵלָ֗ה עַל־פֶּ֙קַח֙ בֶּן־רְמַלְיָ֔הוּ וַיַּכֵּ֙הוּ֙ וַיְמִיתֵ֔הוּ וַיִּמְלֹ֖ךְ תַּחְתָּ֑יו בִּשְׁנַ֣ת עֶשְׂרִ֔ים לְיֹותָ֖ם בֶּן־עֻזִיָּֽה׃ |
Trans. | wayyiqəšār-qešer hwōšē‘a ben-’ēlâ ‘al-peqaḥ ben-rəmaləyâû wayyakēhû wayəmîṯēhû wayyiməlōḵə taḥətāyw bišənaṯ ‘eśərîm ləywōṯām ben-‘uzîyâ: |
En Hosea, de zoon van Ela, maakte een verbintenis tegen Pekah, den zoon van Remalia, en sloeg hem, en doodde hem, en werd koning in zijn plaats; in het twintigste jaar van Jotham, den zoon van Uzzia.
Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
Zie hier over het gebruik van de interlineair.
|
En Hosea, de zoon van Ela, maakte een verbintenis tegen Pekah, den zoon van Remalia, en sloeg hem, en doodde hem, en werd koning in zijn plaats; in het twintigste jaar van Jotham, den zoon van Uzzia.
Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!